Nieuws en publicaties

Nut van bezwaar of beroep!

12 februari 2019

Bezwaar maken of in beroep gaan is dat zinvol? Stel die vraag aan twee verschillende juristen en je krijgt zo maar verschillende antwoorden. Dat was ook zo in de zaak van Henry, docent bij twee verschillende scholen. De ene school koos voor actie omdat men de UWV besluiten niet te verteren vond, de andere school legde zich neer bij de besluiten.

Henry is gitarist in hart en nieren en onafscheidelijk van zijn gitaar. Of onderweg naar optredens met zijn eigen trio, druk met privégitaarles of werkzaam als gitaardocent in loondienst bij twee verschillende scholen. Daar kwam een pijnlijk eind aan toen Henry te maken kreeg met steeds toenemende klachten die pas later werden gediagnosticeerd als de ziekte van Parkinson. 

Er ontstonden steeds forser wordende beperkingen zowel lichamelijk als mentaal waarvoor behandeling plaatsvond door neuroloog, psychiater en geriater. Henry reageerde matig op medicatie en de prognose voor de progressief verlopende ziekte was slecht.

De beperkingen dwongen Henry om met zijn privélessen en de optredens te stoppen. De ziekmelding bij de scholen vond later plaats, eind oktober 2014. Twee bedrijfsartsen, iedere school had zijn eigen bedrijfsarts, gingen uit van volledige arbeidsongeschiktheid.

Gezien het ziekteverloop en de slechte prognose werd in maart 2016 een aanvraag verkorte wachttijd IVA bij UWV ingediend. Henry werd gezien door een verzekeringsarts. Deze arts beschreef de mogelijkheden van Henry deels onjuist en op punten te rooskleurig.   

Anders dan de bedrijfsartsen vond de UWV arts dat het nog niet mogelijk was om een definitief besluit over de duurzaamheid van de arbeidsongeschiktheid. Tegen dit besluit werd bezwaar aangetekend dat door UWV ongegrond werd verklaard. Tijdens het bezwaar stelde de bezwaarverzekeringsarts dat er twijfels waren over de volledige arbeidsongeschiktheid en dat er dientengevolge aandacht zou moeten worden besteed aan re-integratie teneinde een mogelijke loonsanctie te voorkomen.  

Aan het einde van het tweede ziektejaar werd Henry opnieuw gezien door een verzekeringsarts. Deze arts volgde de lijn van de bezwaarverzekerings-arts en stelde dat er re-integratiekansen waren gemist doordat er niets aan re-integratie was gedaan. Het gevolg was een loonsanctie voor beide scholen. 

Eén van de scholen vroeg ons om de UWV besluiten te beoordelen en te adviseren over de mogelijkheden. Wij adviseerden om bezwaar te maken tegen de loonsanctie en beroep aan te tekenen tegen de afwijzing van de verkorte wachttijd.

In bezwaar werd samen met Henry opgetrokken en werd nieuwe medische informatie ingebracht van de neuroloog en de behandelende fysiotherapeut. Hieruit bleek dat de beperkingen in de fijne motoriek, bij beslissen, denken en vermoeidheid, bij einde van de wachttijd na twee jaar, ernstiger waren dan door UWV werd aangenomen. Van verbetering van functionele mogelijkheden was ondanks medicatie, training en begeleiding door de fysiotherapeut helaas geen sprake. Verder brachten wij in dat UWV wel stelde dat Henry nog licht productiewerk zou kunnen doen maar dat bewijs daarvoor volledig ontbrak.

Na het bezwaar wijzigde UWV haar opinie en bepaalde alsnog dat er bij einde wachttijd geen benutbare mogelijkheden waren. Omdat herstel ook niet meer werd verwacht werd de loonsanctie ingetrokken en werd per einde wachttijd alsnog een IVA-uitkering toegekend.

Het beroep tegen de afwijzing van de aanvraag verkorte wachttijd liep nog toen UWV alsnog een IVA uitkering toekende. De rechtbank gaf bij de behandeling van het beroep aan dat als herstel – per datum in geding – nog mogelijk is, er géén sprake kan zijn van een verkorte wachttijd.                                                           

Maar eerst moest worden vastgesteld of er wel sprake was van volledige arbeidsongeschiktheid. Volgens de verzekeringsartsen zouden er ten tijd van de aanvraag verkorte wachttijd functionele mogelijkheden zijn maar UWV liet na om een functionele mogelijkhedenlijst op te stellen terwijl er ook geen arbeidsdeskundig onderzoek plaatsvond.  

Daarom bepaalde de rechtbank dat de functionele mogelijkheden niet zorgvuldig waren vastgesteld. De rechter merkte verder op dat de bezwaarverzekeringsarts eerst leek te twijfelen aan de volledige arbeidsongeschiktheid terwijl de UWV arts korte tijd later op basis van de beperkingen in de ADL wel leek te erkennen dat er sprake was van volledige arbeidsongeschiktheid.

De rechtbank was verder van mening dat de beoordeling door de verzekeringsartsen van de kansen op herstel niet voldeed aan de vereisten omdat het UWV haar standpunt baseerde op informatie van de behandelend neuroloog die betrekking had op een tijdvak dat ruim lag voor de datum in geding, anders gezegd verouderde informatie. De verzekeringsartsen hadden meer recente informatie moeten opvragen.                                             

Uit de in beroep namens Henry en de school ingebrachte informatie van de neuroloog bleek dat Henry matig reageerde op de medicatie. Gelet hierop, de ernst van het ziektebeeld en de verstreken tijd verklaarde de rechtbank het beroep gegrond.   

De rechtbank liet UWV het geconstateerde gebrek niet zelf herstellen. Omdat UWV in tweede instantie alsnog, bij einde van de reguliere wachttijd, een IVA uitkering had toegekend, bepaalde de rechtbank dat er óók recht bestond op een IVA-uitkering met verkorte wachttijd. Het kan dus wel degelijk verkeren.

Sommige werkgevers twijfelen aan het nut van bezwaar maken of in beroep gaan. Ook bezwaarmakers, zoals juristen en andere rechtshulpverleners, geven soms wisselende signalen af over het nut van bezwaar of beroep. Maar bezwaar maken is pure noodzaak als je meer zicht wilt krijgen over de overwegingen van het UWV. In deze zaak overwogen twee scholen om stappen te zetten en maakte er één daadwerkelijk de stap.

De reden voor succes in deze zaak was ondeugdelijk UWV onderzoek tijdens de primaire fase terwijl het niveau van het UWV onderzoek tijdens de bezwaar- en de beroepsfase niet echt beter werd.                                        Als verzekeringsarts stellen dat iemand, die worstelt met tremoren, trager wordende bewegingen en een fors verstoorde fijne motoriek, nog als productiemedewerker kan worden ingezet, is weinig realistisch maar ook niet of nauwelijks te onderbouwen.

Henry moet verder met zijn beperkingen. Daar past nog het een IVA-uitkering bij. De voordelen voor de school zijn duidelijk. Maar er is in deze zaak een lachende derde. Dat is de school, die na overleg met haar adviseur, tot de conclusie kwam dat er geen eer te behalen viel middels bezwaar en beroep maar wel profiteerde van de inzet van de proactieve school.          Ook voor deze school werden de bestreden UWV besluiten teruggedraaid.  

auteur: Ad van Lieshout    www.lenm-advies.nl

zaaknummer HAA 16/4248


Dit bericht delen:
Ad van LieshoutNut van bezwaar of beroep!